Sabtu, 30 Mei 2009

Five Views on Apologetics

Five Views on Apologetics.

Stephen B. Cowan, gen. red. Grand Rapids: Zondervan, 2000, 398 pg


Leesverslag
door Marianus T. Waang

Inleiding

De natuur van apologetiek.


Het woord ‘apologetiek’ komt van het oorspronkelijke Griekse woord ‘apologia’, dat verdedigen betekent. Het is vooral gebruikt in de rechtbank, bijv. door Aristoteles en Paulus. De eerste voor de rechtbank te Athene en de tweede te Rome (Hand. 24:10; 25:8). Apologetiek heeft te maken met het verdedigen van het Christelijke geloof. Het is een intellectuele methode om de christenen te helpen in hun geloof en als hulp bij de evangelisatie. Men doet het op twee mannieren: negative of defensive apologetics d.w.z. het weigeren van alle bezwaren tegen christelijk geloof en positive of offensive apologetics d.w.z. het aanbidden van positieve argumenten van het christelijke geloof.
Cowan lijkt niet zo blij met Lewis en Ramm in hun methodologische onderscheiding. Daar tegenover bouwt hij een alternatief op, dat Hij argumentative strategy noemt. Dat is to delineate apologetic methods more practically, by looking for distinctive ways of presenting the case for Christianity; distinctive types or structures of argument. (14)


Hoofdstuk 1
KLASSIEKE APOLOGETIEK.
Door William Lane Craig.

Deze methode heeft te maken met reden ( = verstand) en met geloof. Bij de eerste gaat het er om hoe je je geloof kunt verklaren of beargumenteren (showing christianity to be true), en bij de tweede gaat het om de geloofskennis: hoe je zeker kunt weten dat het christelijk geloof waar is (knowing Christianity to be true). De basis of de bron van beide is de Heilige Geest. Hij schenkt het geloof uit – knowing- en opent de harten van de ongelovigen wanneer zij naar de argumenten, die een gelovige presenteert, luisteren - showing. (28). Er zijn dus twee aspecten in deze apologetische methode, de reden: showing Christianity to be true én het geloof: knowing Christianity to be true.

De Heilige Geest en de reden zijn in deze methode gezien als ‘partners’. In het weten dat het christendom waar is, speelt de Heilige Geest de eerste rol. Het verstand wordt hier gezien als hulpmiddel. (36), terwijl in het bewijzen dat het christendom waar is, speelt het verstand de eerste rol. Het verstand heeft te maken met het hoofd en de Heilige Geest met het hart. (53-4)

Het weten dat het christelijke geloof waar is, hangt absoluut af van het werk van de Heilige Geest. Hij leert ons om te weten dat ons geloof waar is door zijn innerlijk getuigenis. Hij geeft ons de waarborg dat wij Gods kinderen zijn. (30). Paulus - in zijn brieven – en Johannes – in zijn evangelie en brieven - laten ons zien dat het het innerlijk getuigenis van de HG is, dat ons vertelt dat het christelijke geloof waar is; niet de argumenten en bewijzen van religieuze ervaringen. (32). Toch heb je bewijs nodig om je geloof te beargumenteren tegenover mensen, die feiten of ervaringen vragen om te kunnen geloven. “Faith unattended by evidence will still be unwarranted and irrational. Such faith is a far cry from the spoken of by the New Testament writers” (34). Toch als je je geloof niet kunt verklaren met rationele argumenten, betekent het niet dat je geloof irrationeel is. Want het is het innerlijke getuigenis van de Heilige Geest, dat je geloof garandeert. Dit getuigenis is rationeel. (35). In laten zien dat het christendom waar is, blijkt het werk van de Heilige Geest, dat bepaalt of de discussie partner(s) onze rationele argumenten en bewijzen kan(kunnen) geloven. Ondanks dat het verstand de eerste rol speelt, toch is het werk van de Heilige Geest in de harten beslissend. ( 28; 53-4).

Opmerking:

Ik ben blij dat Craig het werk van de Heilige Geest (h)erkent als beslissend in ‘knowing’ en in ‘showing christianity to be true’. Zonder HG komt niemand tot het geloof in God. HG maakt de mens wedergeboren (Joh. 3:1-6). Hij schenkt het geloof (1 Kor. 12:9). Hij zal de wereld duidelijk maken wat zonde, gerechtigheid en oordeel is (Joh. 16:8-11). Toch werkt de HG niet buiten het geopenbaarde Woord van God om, de bijbel. Ik vind dat de bijbel onze bron en basis of norm is om te weten of ons christelijk geloof en ons christelijk verstand juist is. Dit mis ik in Craigs artikel. Knowing en showing kunnen nooit zonder het innerlijke getuigenis van de Heilige Geest. Dat ben ik met hem eens. Maar het klopt ook dat het innerlijk getuigenis van de HG op Gods Woord getoetst wordt. Dus niet alleen de Heilige Geest maar ook het Woord is beslissend in knowing en showing het christelijke geloof. Habermas’ bezwaar is waar, dat het innerlijk getuigenis van de HG als ‘self authenticating’ kwetsbaar is. Want dat kan heel subjectief zijn. Het Woord is de norm om het innerlijke getuigenis te toetsen. Ik denk dat Frame gelijk heeft als hij zegt dat de HG nooit kan getuigen buiten het Woord om. Daarom is Craigs methode een belemmering voor onze kerk om die te gebruiken. Naar de vraag of deze methode bruikbaar is in Nederland; denk ik dat ze bruikbaar is vanwege haar kosmologisch argument. Bovendien is bij ‘showing christianity to be true’ de ervaring en het morele leven ter sprake gekomen. Dat zijn ook de andere bruikbare elementen in deze methode.

Hoofstuk 2
EVIDENTIAL APOLOGETICS.
Door Gary R. Habermas.

In vergelijking met de klassieke methode, die uit two steps bestaat (kalam cosmologisch argument en bewijs(zen)), is ‘evidential apologetic’ one step. Het voornaamste onderwerp van deze methode is het historisch bewijs. Toch is dit bewijs (of zijn deze bewijzen niet vanzelfsprekend.(?) Historische context en menselijke interpretatie spelen ook hier een rol. (92, 94). Daarom is negatieve apologetiek of defensive apologitic onontkoombaar. (95). Het blijft immers onmogelijk om mensen naar God toe te brengen met onze menselijke rationele argumenten of bewijzen. Gods betrokkenheid is beslissend. (96). Hoewel Gods betrokkenheid bepalend is, kan common ground (ontologisch en epistemologisch, 99) tussen de gelovigen en ongelovigen niet miskend worden. De Heilige Geest kan mensen roepen tot geloof via apologetiek, in dit geval evidential apologetic namelijk het geloven door historische feiten. De Heilige Geest kan werken door de rationele argumenten of het historische bewijs. (97). Evidential apologetic is ook eclectic. (98).
Minimal facts is het gebruik maken zo weinig mogelijk van gegevens, die twee kenmerken hebben: 1) they are well evidenced, usually for multiple reasons; 2) they are admitted by critical scholars, who research this particular area.

Hoofdpunten van evidentialist case zijn:
1) Christus’ leer en functie. Zijn claim als de enige weg naar de Vader én Zijn titels als Mensenzoon en Gods Zoon zijn van het grootste belang. Deze claim is uniek omdat niemand anders het ooit gezegd heeft. De genoemde titels en deze unieke claim zijn bewijzen dat Hij God is. Christus openbaart zich als Gods woordvoerder. Hij spreekt namens God en roept God aan als vader. Hier blijkt een unieke relatie tussen Christus en God (105-6).
2) Christus’ dood en opstanding. Dat zijn historische gebeurtenissen. Hij was werkelijk dood. Dat is duidelijk door de manier waarop hij ter dood veroordeeld werd: kruisiging. Bovendien is zijn opstanding ook werkelijk. Dat is duidelijk door wat Paulus schrijft in 1 Kor. 15:3-8. (108). De bewijzen van deze werkelijke opstanding zijn de verschijningen aan de apostelen en aan anderen. Dit maakt het natuurlijke bezwaar (van Hume?) i.v.m. de theorie van Strauss over wonder en hallucinatie onaanvaardbaar.
3) Bevestiging van Jezus’ claim. De wonderen waren bevestiging van Jezus’ claim. Bovendien is zijn opstanding God’s teken van goedkeuring van het werk van Jezus. Jezus’ opstanding is een bevestiging van hem en van zijn leer. De opstanding maakt duidelijk dat Hij goddelijk was, dat hij Gods gekozen boodschapper en de enige agent van het eeuwige leven was. (118-9).

Opmerkingen:

Christus’ opstanding
Habermas zegt dat Jezus’ opstanding mogelijk een wonder was. “So far, I have treated this as simply a possibility – a miracle-claim. (116). Als ik het goed begrijp, dan pakt hij hier een puur wetenschappelijke benadering: eerst twijfel, daarna onderzoeken en dan geloven. Maar de vraag is: wat er zou gebeuren als wat door christelijke apologeten historische bewijzen genoemd worden, onaanvaardbaar zijn? Het blijkt dat het aantal ongelovigen toeneemt. Bijbels historisch-critisch methode speelt hier een opvallende rol. Historische bewijzen zijn belangrijk. Maar ik vind het moeilijk om mijn geloof in Christus’ opstanding op historische bewijzen te baseren. Het geloof is hier belangrijk.

Gods betrokkenheid.
De betrokkenheid van God is wel beslissend in de apologetiek, zegt Habermas. Toch heb ik de indruk dat God afhankelijk is van de bewijzen. Gods Woord – bijbel – wordt als een geschiedenisboek gezien. Daarom is de relatie tussen het Woord en de Heilige Geest in de bespreking van het christelijke geloof niet te vinden in Habermas’ betoog. Zijn minimal facts beginnen niet vanuit het geloof in de inspiratie en de betrouwbaarheid van de bijbel. (187), want, zegt hij, het is niet zo dat alles in de bijbel (wetenschappelijk?) betrouwbaar is. (186). Dat vind ik moeilijk. Ik merk ook dat hij inconsistent is. Aan de ene kant haalt hij de historische verhalen uit de bijbel aan als historische bewijzen, aan de andere kant zegt hij dat niet alles in de bijbel betrouwbaar is. De vraag is dus: hoe kan iemand een verhaaltje van een onbetrouwbare bron geloven? Een cruciaal probleem in Habermas’ apologetische methode is dat het gezag van de bijbel ontkend wordt.

Het voordeel van deze methode is de rol van de geschiedenis. Hoewel onze postmoderne wereld geen aandacht heeft voor de geschiedenis, omdat alles relatief is, toch is het niet zo dat niemand aandacht heeft voor of geïnteresseerd is in de geschiedenis. De Vrijgemaakten kunnen hier nog wat van leren.


Hoofdstuk 3
CUMULATIVE CASE APOLOGETICS.
Door Paul D. Feinberg

Er zijn methoden om het theïsme en het christendom te begrijpen en/of te aanvaarden als het ware geloof. Daarvoor zijn een aantal argumenten
1) De ontologische en kosmologisch argumenten. Deze methoden zijn rationeel en aanvaardbaar voor de gelovige. Maar de atheïsten verwerpen hem, omdat theïsme en christendom geloofszaken zijn. (150). Omdat we - de gelovigen - in onze apologetiek, atheïsten tegenkomen als onze gesprekspartners of tegenstanders, helpen de beide genoemde methoden ons niet, want ze accepteren onze argumenten niet.
2) We moeten een andere oplossing gaan zoeken. Deze oplossing vindt Feinberg (en andere aanhangers van de Cumulatieve case methode) in probable case, met het zogenoemde teleologische ontwerp. Probable case betekent ongeveer, dat we ondanks het argument van theïsme (dat God er is) en dat het christendom waar is niet kunnen bewijzen, we toch tenminste kunnen verklaren dat beide mogelijk zijn. (150).
In Feinbergs cumulatief case methode speelt argumentatie voor theïsme en christendom een informele rol. Ervaringselementen zijn van belang in de argumentatie. Alle elementen in onze ervaringswereld zijn gelijkwaardig; niet als die bij de klassieke methode, waar het idee dat God bestaat als voornaamste voorwaarde beschouwd wordt.

Een kleine opmerking: het is me niet zo duidelijk wat Feinberg bedoelt met ‘onze ervaringselementen’ en waarom hij zegt dat deze ervaringselementen gelijkwaardig zijn. Ik vraag me af of zijn oordeel dat het christelijke theïsme gelijk is aan andere theïstische religies en of atheïsme juist is.

Tests Voor De Waarheid.
Om de waarheid te toetsen suggereert de cumulatieve methode de volgende voorwaarden: 1. the test of consistency, d.w.z. dat een geloofssysteem consistent in haar argumenten en bewijzen moet zijn. Inconsistentie en tegenstrijdigheid is ontoelaatbaar.
2. The test of correspondence. Het geloof moet overeenkomen met de werkelijkheid. Het geloof is niet alleen een theorie maar ook een praktijk.
3. The test of comprehensiveness. Hier kiest men liever theorieën of argumenten, die wat meer argumenten kunnen leveren in zijn betoog. In de bespreking met de atheïsten is het beter te beginnen vanuit het bestaan van de duivel dan vanuit het bestaan van God. Want dat bestaan is veelomvattend.
4. Bovendien moeten die argumenten eenvoudig zijn. Dit wordt genoemd the test of simplicity.
5. Daarnaast moet de waarheid leefbaar en vruchtbaar zijn. Leefbaar betekent dat de waarheid moet gepraktiseerd kunnen worden. Niet alleen maar theorie. Vruchtbaar betekent dat de waarheid goede consequenties teweegbrengt in de levenswerkelijkheid. Deze twee zijn test of livability en test of fruitfulness genoemd.
6. De laatste toets is test of conservation. Het gaat er om hoe men zijn theorie bewaart. Als je theorie tekort schiet, dan moet je een verbetering gaan vinden door daar een radicale verandering in aan te brengen. Je kunt het paradigma van je theorie beter veranderen dan een andere nieuwe theorie gaan zoeken.

Het getuigenis van de Heilige Geest.
Hier is er sprake van inwendig en uitwendig getuigenis. Het eerste kan ook subjectief genoemd worden en het tweede objectief. Uit het schema op pagina 157 blijken onderdelen van de bovengenoemde twee aspecten. Bij inwendig getuigenis zijn er gelovigen en ongelovigen. Bij gelovigen is er sprake van illuminatie en zekerheid (certitude), terwijl bij ongelovigen men aangeboren kennis (innate knowledge), overtuiging (conviction) en geweten vindt. Bij uitwendig getuigenis vindt men theïstische argumenten (ontologisch, kosmologisch en teleologisch), religieuze ervaring, moreel gedrag en openbaring (bijbel, profetieën en Christus’ godheid én zijn opstanding).
Het getuigenis van de Heilige Geest is het belangrijkste element in de cumulative case methode. Alle bewijzen en argumenten kunnen de ongelovigen niet overtuigen zonder het werk van de HG. (158-9).

Opmerkingen:

Testen voor de waarheid.
Ik heb een paar bezwaren: 1) test of correspondence: dus de verhouding tussen geloof en dagelijks leven. Dat deze twee met elkaar moeten overeenkomen stoort mij. Want er zijn mensen, in Indonesië bijv., die in hun dagelijks leven wat anders vertonen dan wat er in hun harten leeft over God. Zij geloven echt wel dat Christus God, hun Redder en Verlosser is en zij willen dat verdedigen hoewel dat hun leven zou kunnen kosten. Deze werkelijke ervaring geeft dat ik twijfel over deze test. Het zelfde geldt ook een beetje voor de 5e en 6e testen. Test of conservation tast het gezag en het normativiteitskarakter van de bijbel aan. Ik denk dat Craig gelijk heeft dat ‘test of conservation’ tot een pluralistische en relativistische conceptie over de waarheid leidt. (181).

Het getuigenis van de Heilige Geest.
Na het lezen van dit artikel heb ik de indruk dat Feinberg een ‘twee stappen’ methode (niet in de zin van klassieke methode) heeft: rationele bewijzen en argumenten én de betrokkenheid van de Heilige Geest in met name zijn inwendig en uitwendig getuigenis. Er is dus synergie tussen mens en God. Tussen beide is het werk van de HG beslissend. Hij zegt ergens in zijn artikel dat al onze ervaringselementen – waar het getuigenis van de HG één van is - gelijkwaardig zijn. Toch blijkt dat het getuigenis van de HG het belangrijkste is. Is dit een soort inconsistentie of heb ik hem niet zo goed kunnen begrijpen? Wat opvallend in zijn betoog is dat alle rationele argumenten hetzij theïstisch of kosmologisch of teleologisch niet bedoeld zijn om het bestaan van God te bewijzen, zoals bij eerste twee methoden, maar gewoon bedoeld als wetenschappelijke redenering tegen atheïsme. (151, 160, 167). Hier ben ik het met hem eens. Ik vind dat ik God niet kan bewijzen ondanks dat ik zijn aanwezigheid en betrokkenheid in de wereldgeschiedenis en in mijn leven heel goed kan beargumenteren. Wat betreft het uitwendige aspect heb ik de vraag of er één of meer van de vier objectieve aspecten als norm voor anderen gelden? Ik denk dat het antwoord er op ‘nee’ zou zijn. Want bij cumulative apologetics waardeert men al deze aspecten gelijk. De vragen zijn bijv.: hoe kan men die aspecten beoordelen? Op welke basis bouwt hij zijn oordelen? Hoe kan ik zeker weten dat mijn theïstische argumenten, religieuze of godsdienstige ervaringen, morele gedrag en Gods openbaring waar zijn?
Ik denk dat deze methode ook meer bruikbaar is in westerse landen. Omdat mensen hier altijd denken aan logische of rationele argumenten én bewijzen. Ik vraag me af of deze methode bruikbaar is in de Vrijgemaakte kerken vanwege de rol van de bijbel in deze methode.

In mij land – Indonesië of misschien in Azië – spelen logische of rationele argumenten én bewijzen niet zo’n grote rol. Iedereen gelooft in bovennatuurlijke machten. Bovendien erkent iedereen ook bepaalde normen. Het hangt af van de religie of stamgodsdienst, die hij heeft. Dus ik denk dat ‘het alles is gelijk’ van de cumulatieve methode minder bruikbaar is in Indonesië. Het (h)erkennen van alle geloofs- en ervaringswaarheden als gelijk heel nuttig kan zijn voor het pluralisme. Dus deze methode zou geschikt en waardevol kunnen zijn in een pluralistisch land als Indonesië. Toch vind ik het moeilijk, want pluralisme relativeert het normativiteitskarakter van de bijbel en de uniciteit van Christus als de Redder.


Hoofdstuk 4
PRESUPPOSIONAL APOLOGETICS.
Door John M. Frame.

Bijbels epistemologie.
De bijbel heeft veel te zeggen over epistemologie of kennistheorie. De bijbel leert ons dat het vrezen van God het beginsel van wijsheid en kennis is (Ps. 111:10; Pred. 9:10; 15:33; 1:7). Het vrezen in die verzen betekent gehoorzamen. Het berust op de overtuiging dat God de Heer is, en dat we zijn schepselen en knechten zijn. Daarom heeft Hij recht om ons te regeren. Wat God zegt is belangrijker dan wat wij zeggen. De waarheid van Gods Woord moet gelden als de meest fundamentele overtuiging en de grootste basis van onze verplichting (commitment) tegenover God. We kunnen deze verplichting als presuppositie noemen, want we nemen deze commitment in onze gedachten, en proberen om al onze ideeën daarmee in overeenstemming te brengen. We maken iedere gedachte krijgsgevangene om haar aan Christus te onderworpen (2 Kor. 10:5). Dat betekent faith governs reasoning just as it governs all other human activities. (208-09). De vraag is waar komt het geloof vandaan? Naar de oorzaak: van God, naar de rationele basis is het op de realiteit, op de waarheid gebaseerd. Gods rationaliteit is de basis voor de rationele basis van het geloof. Gods rationaliteit het geloof de redenering. De pijl betekent ‘is the rational basis for’. (210).

Een vraag: wat bedoelt Frame met de realiteit en waarheid, waar het geloof op gebaseerd is? Bedoelt hij Gods openbaring (bijzonder en algemeen)?

Het noёthische gevolg van de zonde
Zonde heeft noёtisch gevolg. Hierop ligt de natuur van ongeloof en ongehoorzaamheid. De ongehoorzaamheid aan Gods Woord – door de ongelovige – is niet rationeel of intellectueel maar ethisch. Als zij niet in God geloven of als zij theïstische argumenten en bewijzen niet accepteren, is dat niet vooral omdat het geloof in God irrationeel is. Hun intellectuele problemen voortkomen uit hun ethische onwilligheid om de bewijzen te ontkenen. (211).


Het noёtische gevolg van de bekering.
De bekering kan de denkrichting radicaal veranderen. De ongelovige en de gelovige zondigen. Toch is beide verschil. Het verschil ligt niet in mate maar in richting. Voor de bekering houden we van zonde. Na de bekering haten we haar. Met andere woorden: voor de bekering is zonde onze heer. Na de bekering is Christus onze Heer. Intellectuele verandering is een deel van de bekering. (214).

De waarde (betekenis?: value) van de apologetiek.
Apologetiek is een deel van de evangelisatie (1 Pet. 3:15). Apologetiek is waardevol voor de gelovigen en de ongelovigen, want de gelovigen steeds kampen met hun ongelovigheid. Er zijn drie elementen in apologetiek: 1) proef, de rationele confirmatie voor het geloof; 2) defense, antwoord de kritieken (replies to criticisms); 3) offensive, kritiseert de niet christelijke ideeën. (215). Het belang van de apologetiek is niet dat we niet kunnen geloven zonder apologetiek. Maar dat de apologetische argumenten Godskennis, die we vanuit natuur hebben, kunnen articuleren en confirmeren of bevestigen. (216). Zowel gelovigen hebben ongelovigen hun eigen presuppositie. Hoe kunnen we hun dan vragen om in Christus te geloven met behulp van christelijke presuppositie? Daar zijn enkele punten voor: 1) God vraagt het geloof. Maar het kan niet zonder genade. We kunnen het geloof niet bezitten door onze eigen kracht. Dus het christelijke presuppositie is mogelijk voor de ongelovige, waanneer God het geloof schenkt in het apologetische contact. 2) er is geen neutraliteit. De apologetische argumenten, die op bijbelse presuppositie gebaseerd, draagt de waarheid over. Als we – in onze apologetiek - zeggen dat we neutral zijn, dan zijn we leugenaren. 3) de ongelovigen hebben – in de zin van het Woord (Rom. 1:21) – christelijke presuppositie. Alleen ze erkenden het niet. 4) daarom moet een apologeet Godskennis aan de ongelovigen vertellen dat zij het in hun harten onderdrukken. Dat kan alleen door bijbelse presuppositie redenering. 5) in dit geval moet een apologeet de ongelovigen (legitimately) vragen om hun redeneringen in christelijke presuppositie doen. (217-18).

Apologetische methode
1. het doel: voor de ongelovige is de apologetiek een evangelisatie en voor de gelovige is het een ‘training of godliness’. Het is mogelijk om heel intellectueel te zijn in theïstisch wereldbeeld zonder ‘a real heart commitment’ aan Jezus als Heer en Redder, wel als de Farizeeërs.
2. daarom kan de intellectuele bekwaamheid niet zonder goed gedrag.
3. hoe je God ziet en kent in je apologetiek is beslissend. Hij is de soevereine God van de hemel en aarde, Schepper van alle dingen, Bron van alle betekenis en rationaliteit.
4. dit is een transcendentaal argument. Transcendentaal omdat het de bijbelse God presenteert.
5. dit kan een apologeet doen via bijv. kosmologische argument.
6. een argument moet het idee van de ongelovige niet aanvullen of versterken.
7. onze argumenten kunnen in apologetiek variëren zijn. Dat hangt af van wie onze spreekpartner is.
8. religieuze ongehoorzaamheid is een nuttig beginsel om onze argumentatie te beginnen om te laten zien hoe het verkeerde wereldbeeld van de ongelovigen ontstaat.

Apologetische schets.
Frame begint hier met de oorsprong van alle dingen. Die dingen bestaan niet door een onpersoonlijke, maar door een persoonlijke macht. Vervolgens: hoe kunnen we het weten? Uit de bijbel. Het is de God van de bijbel, die alle dingen geschapen heeft, want de bijbel leert ons een persoonlijke God. Daarna wordt Jezus Christus naar voren gebracht als Heer en Redder; tenslotte komt de uitnodiging om in Christus te geloven. Dus hij begint met ‘ alle dingen hebben een oorsprong’. ‘Die zijn door een persoon geschapen,’ (presuppositie), ‘daarom bestaat God’ (conclusie). Die God kan alleen de bijbelse God zijn, want alleen in bijlbel is er sprake van een persoonlijke God. Daarna Jezus of evangelisatie en bekering.

Opmerkingen:

Frame constateert dat de bijbel Gods Woord is. Daarom moet iedereen naar de bijbel luisteren. De Bijbel is de norm van alle redeneringen en argumenten. Ik ben het met hem eens, want de Schrift is het Woord van God dat zijn eigen gezag meebrengt (Peels, in Gegrond geloof, 1996, 76). Bovendien is de bijbel – in mijn geloof – de norm om allerlei rationele argumenten en levensbeschouwingen te toetsen.
Het radicale gevolg van de zonde is heel duidelijk in Frame’s betoging. Zonde heeft een noёtisch gevolg. Toch is het niet zo dat de zonde de ongelovige minder intellectueel maakt. Zonde maakt de ongelovige onwillig om in God te geloven, hoewel ze er geen rationele argumenten voor hebben. Bovendien brengt de bekering ook een noёtisch gevolg teweeg.
Ik vind dat Frame’s presuppotitional apologetics veel meer overeenstemt met de gereformeerde leer dan de andere methode. Alleen heb ik moeite met hem als hij zegt dat de christelijke apologeet de ongelovige moet vragen om zijn redeneringen in de bijbelse vooronderstelling te doen. Mijn vraag is: hoe kunnen we dat doen? Hij zegt ook dat bijbel de ultieme norm is. Dat ben ik met hem eens. Toch blijft er een vraag: hoe kan ik de ongelovige overtuigen dat de bijbel de norm moet zijn in zijn argumenten?
Deze methode vind ik ‘misschien’ minder bruikbaar is dan de eerste drie in Europa of in Nederland. Het is moeilijk hier in Nederland vanwege individualisme en tolerantie of mensenrechten, – om aan iemand te zeggen dat je dit moet accepteren en dat moet weigeren, etc. of dat je je argumenten op de wijze van mijn geloof of levensbeschouwing moet geven, want de mijne is de enige, die waar is. Zulk een manier van een gesprek zou men wellicht niet accepteren.

Hoofdstuk 5
REFORMED EPISTEMOLOGY APOLOGETICS.
Door Kelly James Clark.

Positie: het geloven in God vereist geen ondersteunende bewijzen of argumenten om te laten zien dat het rationeel is. (276). Het geloof zelf is al rationeel. (268).

The Demand for Evidence.
Een verlangen of een vraag naar bewijzen is niet nodig, want er zijn vele rationele argumenten, die je niet kunt bewijzen. Niemand kan de existentie van een persoon ooit bewijzen. Niemand kan de realiteit van het verleden en toekomst bewijzen. Ook kan niemand bewijzen dat de zon morgen zal verschijnen, etc. ‘There is a limit to things that human being can prove’. Het meest van wat we geloven is op geloof gebaseerd, niet op bewijzen of argumenten. Dat betekent niet dat het geloof tegen onze kennis in gaat. Onze ‘cognitive factulties’ vertellen ons vele ware dingen, ondanks dat we die niet kunnen bewijzen. Dus: waarom beginnen we niet met in God te geloven? (270-71)

Zonder bewijs of argument.
Het geloof in God vraagt geen bewijs of argument. Er zijn er drie redenen voor: 1) veel mensen kunnen de theïstische argumenten niet begrijpen of beoordelen. Daarom is het moeilijk om te zeggen dat het vragen naar bewijs een voorwaarde van redenering moet zijn . 2). God heeft iedereen een bewust op hem in zijn haart ingeplant, waarmee niemand van een bewijs afhangt om in God te kunnen geloven. 3) Het geloof in God is meer een geloof in een persoon dan in een wetenschappelijke theorie. (271-72)

Met of zonder bewijs.
Het geloof kan er zijn met of zonder bewijs. Het is mogelijk dat er iemand – vanwege theïstisch argumentatie - tot geloof komt. Tocht is het eigenlijk onnodig. Want – met een beroep op Calvijn – iedereen heeft natuurlijke kennis, die door God in zijn hart is ingeplant. Maar die kennis is door de zonde misleid. Daarom ‘The primary obstacle to belief in God seems to be more moral than intellectual’. (273).

Postmoderne apologetiek.
‘A belief B has warrant for one if and only if B is produced by one’s properly functioning cognitive faculties in circumstances to which those faculties are designed to apply.’ Dit is een bijzonder vermogen, dat het ware geloof naar kennis leidt. Dit noemt Platinga ‘ warrant’ (waarborg?). (277). Dus volgens deze ‘warrant theorie’ heeft iemand een gegarandeerd geloof in God als het geproduceerd is door zijn ‘properly functioning faculties’ in de situaties, waar deze ‘faculties’ voor geconstrueerd (designed) zijn. Deze ‘faculties’ brengen onmiddellijk geloof in God teweeg, vaak zonder hulp van een theïstisch argument. Dat neemt niet weg dat het geloven in God geen grond in de werkelijkheid (experience) heeft of dat het zo’n argumentatie niet kan toelaten of hebben. Maar als het geloof op de ‘cognitive faculties’ gegarandeerd kan worden, dan is een bewijs niet meer nodig. Dus een goede apologetische strategie is ‘to encourage unbelievers to put themselves in situations where people are typically taken with belief in God’, bijv. op een berg, zee, etc., waar ze Gods majesteit en aanwezigheid kunnen ervaren. Er zijn nog andere situaties, die het geloof in God tot stand kunnen brengen, bijv. de geboorte van een kind, het kijken naar de zonsondergang op bergen of op zee, het genieten van mooie bloemen, etc. of moeilijke situaties, bijv. ongeluk, het sterven van de geliefde, etc. (279). We hebben moeite tegenwoordig met problemen van duivel, wetenschap en godsdiensten, ‘hermeneutics of suspicion’ (verdenkingshermeneutiek?). De laatste heeft te maken met de hermeneutische kritiek van Marx, Nietzsche en Freud op godsdiensten. Ze vinden dat God niet bestaat en daarom is God nutteloos. Toch blijft dit hermeneutiek nooit kunnen bewijzen dat God niet bestaat, en dat het geloof in God irrationeel is. (280). Het bestaan van de duivel is de grootste belemmering om het bestaan van God te bewijzen. Als er een lieve God bestaat, waarom is er dan zoveel ellende in deze wereld? Hoe we dit kunnen verklaren, is het huiswerk van een apologeet. Toch is de afhankelijkheid van onze argumentatie kwetsbaar. Job leert ons dat ‘we are more likely to go wrong than right in our theodicies.’ (281-82).

Opmerkingen:

Ik ben het met Clark eens wat betreft de beperktheid van onze intellectualiteit en redeneringen om God te bewijzen. Toch vind ik het moeilijk om met hem eens te zijn in wat hij noemt ‘cognitive faculties’. Iedereen heeft deze ‘faculties’ (geest- of denkvermogen?), waardoor hij in God kan geloven. Dat stemt niet overeen met het genadekarakter van het geloof. Het geloven in God is Gods genade. Bovendien wordt het noёtische gevolg van de zonde verzwakt of ontkend als men het geloof vanuit de ‘cognitive faculties’ verwacht. Ook het onzichtbare en noodzakelijke werk van de Heilige Geest is niet zo duidelijk hier. Ik denk dat Frame gelijk heeft dat ‘only the Spirit, …, can create belief from the heart, overcoming the sinful impulse toward unbelief.’ (210).
Clark verwerpt offensieve apologetiek. Hij gebruikt alleen de negatieve methode. In Europa waar iedereen gelijk is en waar tolerantie en/of vrijheid en individualisme een grote rol spelen, is het moeilijk om de negatieve methode te gebruiken. Want niemand zal jouw geloof kritiseren. Hier moet een apologeet creatief zijn om het christelijke geloof met andere mensen te delen. Offensieve apologetiek is hier meer toepasbaar dan negatieve apologetiek. In Azië, vooral in Indonesië, is het wat anders. Elke godsdienst is daar bezig met het verbreiden van haar geloof. Aanhangers van verschillende godsdiensten komen vaak elkaar tegen in het geloofsgesprek. Daar is, volgens mij, negatieve apologetiek meer bruikbaar dan positieve apologetiek.
Het voordeel van deze methode is haar aandacht voor het existentiële leven. Laat maar mensen naar onze gemeenschap komen. Laat zij maar ervaren wat in de gemeenschap de overtuiging is en wat er beleefd wordt. Laat hun hoofden en harten geleid worden door wat zij meedenken, meemaken en meevoelen in de gemeenschap. Dat is – volgens mij – een rationele of logische manier om mensen Gods aanwezigheid te laten vinden. Daar kunnen de vrijgemaakten nog wat van leren.

Tidak ada komentar: